Akkerbouwer Gerrit van de Westeringh in Zennewijnen heeft in 2022 tien stroken aangelegd met verschillende soorten groenbemesters. Dit was een experiment binnen het project Natuurinclusief Betuws Boeren. In het najaar van 2022 zijn deelnemers en andere geïnteresseerden op dit akkerbouwbedrijf tijdens een themamiddag bijgepraat over het toepassen van groenbemesters.
Groenbemesters leveren een bijdrage aan het in stand houden of verbeteren van de bodemstructuur en bodemvruchtbaarheid. Daarnaast kunnen groenbemesters na de teelt van een hoofdgewas nog aanwezige nutriënten in de bodem opnemen en vastleggen zodat nutriënten niet uitspoelen. Met het inwerken van een groenbemester in de grond wordt tevens (effectieve) organische stof toegevoegd aan de bodem.
Op 8 augustus 2022 zijn 4 enkelvoudige en 6 mengsels van groenbemesters gezaaid op het perceel van dit akkerbouwbedrijf:
- Gele mosterd
- Bladrammenas
- Facelia
- Japanse haver
- LG Greencover NKG (50% zonnebloem, 20% facelia, 20% gele mosterd en 10% vlas)
- NKG biodivers Ten Have (41% wikke, 15% vlas, 15% facelia, 12% alexandrijnse klaver, 3% zwaardherik, 5% niger, 3% deder, 3% tuinkers en 3% serandella)
- Terralife Solarigol (35% zomerwikke, 8% alexandrijnse klaver, 7% vlas, 14% tillage rammenas, 1% deder, 15% niger en 20% japanse haver)
- Terralife Warm Season: 4% ethiopische mosterd, 6% alexandrijnse klaver, 14% vlas, 30% zomerwikke, 25% sorghum en 18% niger.
- Gele mosterd en Facelia in de gewichtsverhouding 60-40%
- Gele mosterd, Facelia en Boekweit in de gewichtsverhouding: 36-18-46%
De groenbemesters zijn gezaaid met een combinatie van voorzetwoeler, rotorkopeg en pneumatische zaaimachine. De grond is vooraf met de voorzetwoeler bewerkt tot een diepte van 30 centimeter.
Themamiddag groenmesting
Op maandag 31 oktober vond een themamiddag plaats, waarbij bodemdeskundige Albert Jan Olijve en begeleider van de akkerbouwgroep binnen NBB, Gerard Meuffels, 15 akkerbouwers en belangstellenden bij zijn gepraat over de keuze van groenbemester. Ze zijn het veld ingegaan en hebben gezien wat de boven- en ondergrondse ontwikkeling was van de verschillende groenbemesters.
Resultaten enkelvoudige mengsels
De enkelvoudige groenbemesters gele mosterd, bladrammenas, facelia en Japanse haver waren bovengronds goed ontwikkeld. Ondergrond waren mooie verschillen zichtbaar, waarbij gele mosterd en bladrammenas een beworteling tot 30-40 cm lieten zien. Hierbij was goed te zien dat de wortels van de groenbemesters door poriën en scheuren in de grond liepen, die enerzijds ontstaan zijn bij de grondbewerking en anderzijds door wormen zijn gemaakt. Gele mosterd vormt in tegenstelling tot bladrammenas geen dikke penwortel, maar kan bij een compacte bodemlaag wel door kleine breukvlakken door deze laag groeien. Op het demoperceel valt op dat de gele mosterd een diepe beworteling laat zien. Gele mosterd is zeer vorstgevoelig, waardoor bij een vroege vorst in het najaar het gewas afsterft. Door de lage koolstof/stikstofverhouding (C/N-verhouding) komt de vertering na bewerking of afvriezen snel op gang. Hierdoor kan de door de groenbemester vastgelegde stikstof vrijkomen, voordat het volggewas deze stikstof kan benutten. Dit kan leiden tot uitspoeling van stikstof. Bladrammenas is minder vorstgevoelig, maar bij strenge vorst sterft bladrammenas ook af.
Facelia geeft vooral oppervlakkige een intensievere beworteling, wat leidt tot een mooie structuur van de bovenste grondlaag. Ook bovengronds produceert Facelia minder biomassa dan gele mosterd en bladrammenas. Uit onderzoek van Wageningen University & Research blijkt dat Facelia gemiddeld 675 kg/ha effectieve organische stof (EOS) produceert en gele mosterd en bladrammenas 875 kg/ha EOS.
Japanse haver toont ook een meer intensieve beworteling, vooral in de bovenste grondlaag. In de profielkuil is goed te zien dat in een goed bewerkte grond de wortels ook de diepte zoeken. Het valt ook op dat Japanse haver in korte tijd bovengronds veel biomassa produceert. Japanse haver overleeft een matige tot strenge vorstperiode niet. Omdat het gewas meer vezelrijk is (hogere C/N verhouding) breekt het gewas minder snel af. Dit maakt het gewas ook tot een goed stikstofvanggewas.
Resultaten mengsels
Opvallend is dat sommige soorten in de mengsels niet of matig tot ontwikkeling zijn gekomen. Een oorzaak hiervoor is de lange droge periode in augustus. Begin september viel pas de eerste regen. Enkele soorten zijn niet meer gekiemd en andere soorten zijn als gevolg van de afnemende daglengte niet meer volledig tot ontwikkeling gekomen. Albert Jan Olijve geeft aan dat dit beeld vergelijkbaar is als in de Flevopolder, waar enkele soorten niet zijn opgekomen.